Zaken die de gynaecoloog je moet vertellen

Zaken die de gynaecoloog je moet vertellen en zaken die je kunt vragen voordat je tot een behandeling voor je verzakkingsklachten overgaat.

Nu het weer erg onrustig is in bekkenbodemland is het goed om een oudere blog nog eens tevoorschijn te halen.

 


Het is jammer dat er nu erg eenzijdige informatie beschikbaar komt via de media. Alle vrouwen die wel goed geholpen zijn met het matje komen hierbij niet aan de orde.

De afgelopen twee jaar is door een grote groep gynaecologen, een uroloog, een darmchirurg,
een maagdarmleverarts en een bekkenfysiotherapeut hard gewerkt aan een richtlijn voor de behandeling van verzakkingsklachten bij vrouwen.

Wat is een richtlijn?

In het woordenboek is dit de vertaling van het woord richtlijn: Instructie die specifiek omschreven gedragslijnen voorschrijven aan de uitvoerders.

De initiatiefnemer van deze richtlijn is de NVOG. De wetenschappelijk vereniging van de gynaecologen in Nederland. Zij hebben vervolgens andere specialisten uitgenodigd die ook met dit gebied in aanraking komen en met elkaar is er gewerkt aan een document.

Ondergetekende zat hierbij namens de bekkenfysiotherapie. 

Waarom deze richtlijn?

Meer dan 40% van de vrouwen boven de 40 jaar heeft een verzakking; ongeveer 11% van de vrouwen krijgt verzakkingsklachten. En binnen deze groep vrouwen met klachten zoeken steeds meer vrouwen hulp.

Maar omdat er zoveel verschillende vormen van behandelen zijn zowel bij wel als bij niet-operatieve ingrepen wordt het steeds moeilijker om een goede keuze te maken. Juist daarom is de behoefte aan meer duidelijkheid en mogelijk een stappenplan nodig om dit beter te laten verlopen.

In Nederland worden gemiddeld 13.000 operaties per jaar verricht voor een verzakking. Dat betekent ook dat het veel geld kost en wel 75 miljoen euro. Van alle vrouwen die naar hulp zoeken, wordt de helft maar geopereerd en de andere helft kiest voor conservatieve behandeling zoals een pessarium of bekkenfysiotherapie.

Maar ook conservatieve behandelingen kosten geld en daarnaast is er natuurlijk ook sprake van arbeidsverzuim.

Voor wie is de richtlijn?

De richtlijn is bedoeld voor alle vrouwen die medische zorg krijgen in verband met verzakkingsklachten.

Hoe werkt dat? Om tot een richtlijn te komen?

Er wordt eerst met elkaar gesproken naar de verschillende onderwerpen die aan de orde moeten komen en daarna antwoorden gezocht in literatuur uit de wetenschap. Welke onderzoeken zijn gedaan, waren het goede onderzoeken en wat waren de resultaten?

Welke onderzoeken zijn van belang? Welke effecten hadden verschillende therapieën? Wat zou op basis hiervan het beleid moeten zijn?

Zijn alleen dokters en therapeuten hiermee bezig?

Nee, als de richtlijn ‘klaar’ is, gaat de richtlijn niet alleen naar de verschillende beroepsverenigingen maar ook naar patiëntengroepen. Daarna wordt de tekst definitief gemaakt en rollen daar ook de aanbevelingen uit voor alle betrokken zorgverleners.

Hoe lang is zo’n richtlijn dan geldig?

We noemen richtlijn een levend document. Dat betekent dat als er resultaten uit onderzoek komen die veranderen zouden moeten betekenen in de richtlijn deze ook worden doorgevoerd en men daar geen 5 jaar mee wacht.

Welke aanbevelingen staan in deze richtlijn?

Dat zijn er veel en ik ga proberen een aantal belangrijke op een rijtje te zetten.

Diagnostiek

Dit is de fase waarin de arts wil achterhalen wat is er met je aan de hand is. De gynaecoloog moet je heel veel vragen stellen en je daarnaast ook een vragenlijst laten invullen om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de klacht.

Bij een inwendig onderzoek zal de arts kijken naar de mate van verzakking en een globale indruk krijgen van de functie van je bekkenbodemspieren. Zo kan deze beoordelen of bekkenfysiotherapie voor jou een goede optie is.

De arts zal vragen je bekkenbodemspieren aan te spannen en weer los te laten, te persen en een keer stevig te hoesten. Dit laatste vraagt de arts om erachter te komen of je de buikdruk goed kunt opvangen en je spieren op het juiste moment inzet.

Een blaasfunctieonderzoek, ook wel een urodynamisch onderzoek genoemd, dient te worden uitgevoerd als er naast de verzakkingsklacht ook urineverlies is en dat de arts van mening is dat een operatie de beste oplossing zal zijn.

Er wordt niet standaard een darmonderzoek gedaan. Wel kan een anorecaal functieonderzoek (binnenkort zal dr. Vera Rempe hier in een blog wat meer over vertellen) worden gedaan om ook de bijdrage van de bekkenbodemspieren beter in kaart te brengen. 

Een 3D echo valt niet onder standaard onderzoeken.

Behandeling

De arts dient de meest behoudende therapie als 1e optie aan te bieden, zolang niet bewezen is dat operatieve behandelingen tot betere resultaten leiden. Dat betekent deze volgorde:

  • Bekkenfysiotherapie en/of pessarium
  • Operatieve behandeling
     

1. Conservatief

Allereerst over leefstijladviezen. Het kan overwogen worden om aan iedere vrouw met verzakkingsklachten leefstijladviezen te geven, zoals afvallen en goed leren om de buikdruk op te vangen bij hoesten, tillen,
lachen etc.

De arts dient een vrouw met een lichte tot matige verzakking en met klachten de optie van de bekkenfysiotherapeut aan te reiken. De arts dient de vrouw met klachten te informeren over de mogelijkheid van een pessarium (vaginale ring).

2. Operatieve ingreep

Het plaatsen van mesh materiaal dient in principe te worden voorbehouden aan vrouwen die een terugkerende verzakking hebben. (een zgn. recidief verzakking). De operatie dient te worden uitgevoerd door professionals die voldoen aan de strenge eisen van de NVOG.

Als er besloten wordt tot het plaatsen van mesh materiaal dient de arts je te informeren over de volgende zaken:

  • verhoogde kans op het opnieuw krijgen van een verzakking in dat deel van de bekkenbodem dat niet behandeld wordt of kan worden
  • bij behandeling van een verzakking van de blaas bestaat er een verhoogde kans op stressurine incontinentie
  • er bestaat een kans dat de mesh op termijn door het vaginale weefsel komt (een zgn. exposure)
     

De richtlijn adviseert om bij een operatie terughoudend te zijn om zowel de verzakking als mogelijk urineverlies tegelijkertijd te behandelen.

De arts moet je vertellen wat het effect van de operatie kan zijn. Zowel de positieve als de mogelijk negatieve effecten. Zeker als je veel drang hebt op je blaas en bij aandrang urine verliest, kunnen deze bij een verzakkingsoperatie zowel kunnen blijven bestaan of verdwijnen.

De arts kan eventueel aanvullend onderzoek doen om te kijken wat de mogelijke oorzaak is als je wel veel last hebt van aandrang. Als je er geen last van hebt, bestaat ook de kans dat de aandrang zomaar ontstaat na de operatie.

En wat als je het gevoel hebt dat niet alles je verteld wordt? Het kan maar zo zijn dat in het gesprek niet alles helder is geworden. Je kunt als je dit gelezen hebt dus ook je vragen vooraf op papier zetten. Vraag naar:

  • Voor- en nadelen van alle behandelopties.
  • Als er lichaamsvreemd materiaal gebruikt wordt, wat is dat dan?
  • Wat zijn de risico’s van de verschillende behandelingen?
  • Als er geopereerd wordt, hoe ziet de herstelperiode er dan uit?
  • Wat mag ik wel, wat mag ik niet na de operatie?
  • Wat mag ik helemaal niet meer?
     

Stel altijd al je vragen of je nu bij de gynaecoloog of andere medisch specialist bent of bij de bekkenfysiotherapeut. Maar realiseer je dat niet alle vrouwen die met een matje worden geopereerd eindigen als chronische pijn patiënt.

Het is wel belangrijk alle voors en tegens tegen elkaar af te wegen in je gesprek met je behandelend gynaecoloog.

Welke vragen stel jij aan je arts of therapeut?

Marijke Slieker

Gerelateerde artikelen

FemNa40