Mijn brommer en ik

Achter ons huis is een klein pleintje. Met een glijbaan en een draairek (of zoiets). Ideaal voor kinderen tot 10 jaar.

Ook superleuk dus voor mijn buurmeisjes van 4 en 2 en nog een paar andere buurtkindjes. Die van mij waren er indertijd ook niet weg te slaan.

Zeker tegen etenstijd was de vraag: ‘Ah, mam,
mag ik nog 1x van de glijbaan, klimrek, etc.’?

 

Achterbuurjongen

We hebben ook achterburen met 16+ kinderen, een fase verder dan die van mij. Een achterbuurjongen heeft een brommer, dat hoort er ook bij. Vorige week had hij wat moeite om zijn brommer aan de praat te krijgen.
Na een tijdje proberen en aanduwen, ging hij pruttelend op weg. Dit deed mij herinneren aan mijn eigen, kortstondige, brommercarrière.

Motorcross

Ik werd al jong met het brommervirus besmet. Het buurgezin telde vier jongens die allemaal aan motorcross deden. Er kwamen dus ook regelmatig vrienden op bezoek met ook weer stoere motoren. Als puber zijnde had ik dan ook meer aandacht voor deze combinaties (puberjongen, stoer leren jack, stoere brommer), dan voor mijn huiswerk.

Ik leerde (al lerend voor de diverse proefwerken) de verschillende motorgeluiden te koppelen aan de bijbehorende jongens. Soms ging ik ‘toevallig’ even de straat op als ik wist dat die ene leuke, blonde bij mijn buren op bezoek was. Of moest ik ‘zogenaamd’ iets aan de buurvrouw vragen als die andere leuke jongen er was.

Een eigen brommertje

Van mijn oom kon ik, toen ik eenmaal 16 was, voor weinig een brommertje kopen. Ik voelde me enorm stoer. Naast het motorcross-virus had ik ook het ‘autosport-virus’. Mijn zondagen bestonden, naast huiswerk maken, uit bezoeken van de wedstrijden van mijn buurjongens en het, samen met mijn broer, bezoeken van autoraces op het Circuit Zandvoort.

Omdat wij toen thuis geen auto hadden, gingen mijn broer en ik op de fiets. Naast aandacht voor de races ging onze aandacht ook uit naar de windrichting. Op de een of andere manier hadden we meestal zowel op de heen- als op de terugweg tegenwind.

TT-coureur

Nadat ik mijn brommertje had, ging ik ook wel eens alleen naar Zandvoort. Mijn brommertje had redelijk wat kuren; voordat de motor aansloeg, moest ik vaak met dat ding op en neer rennen. En zodra de motor aansloeg direct op dat ding springen en wegrijden.

Ik weet nog goed het gevoel van ‘top of the world’ als ik op mijn brommertje zat. In gedachten was ik al een soort van TT-coureur, ik scheurde door de bochten.

Ingehaald worden door wielrenners

Op een mooie zomerdag reed ik op mijn brommer naar Zandvoort en hard dat ik ging (dacht ik). Ik weet ook nog heel goed de enorme deceptie toen ik ingehaald werd door een groep wielrenners: ‘kan dat ding niet wat sneller'? roepend. Alsof ik een emmer koud water over me heen kreeg, een klap in mijn gezicht.

Ik zie die wielrenners nog achterom kijken, naar dat meisje op die pruttelende brommer. Dat was einde brommer carrière.

Racecursus

In de tijd dat ik voor de NAV (Nederlandse Autorensport Vereniging) werkte en mede races op Zandvoort organiseerde, kwam ik natuurlijk voortdurend in aanraking met raceauto’s en coureurs. Het leek mij wel zo handig als ik, om mee te kunnen praten, zelf ook plaats zou nemen in een raceauto.

Als je wilt racen, heb je een racelicentie nodig (een soort van rijbewijs maar dan voor coureurs). Handig is het dan om een racecursus te volgen. Tijdens zo’n cursus leer je de fijne kneepjes van het autoracen. Je hebt dan wel een eigen auto nodig, bijna iedereen had ‘n 2e hands barrel op de kop getikt.

Onvrijwillige en hardhandige contacten met een vangrail of mede-cursisten zijn immers niet ondenkbeeldig.
Ik had zelf een oude Opel Ascona gekocht. Het is óók handig als je zelf iets aan zo’n auto kunt repareren.

Zo leerde ik uiteraard banden wisselen, maar ook remblokken vervangen. Veel verder kwam ik niet.
Manlief was toen al in beeld, hij kon beter sleutelen dan dat ik dat kon.

Racelicentie

Na de cursus deed ik natuurlijk examen en haalde mijn eigen racelicentie. Hoe cool was dat. Ik kreeg ook de gelegenheid om aan een paar races mee te doen. Ik kon hiertoe een auto van een vriend lenen. Ook een Opel Ascona, maar dan race-klaar.

Er zijn natuurlijk eisen aan een raceauto. Zo moet een raceauto een zogenaamde rolkooi hebben, een speciale stoel met speciale gordels. Allemaal voor de veiligheid van de coureur. Een echte raceoverall had ik ook al gekregen, de helm hadden we speciaal gekocht. Kortom, ik was er klaar voor.

Werken en trainen

Nu moest ik tijdens die weekeinde ook werken, races organiseren was tenslotte mijn werk Wel kreeg ik de mogelijkheid om aan 2 trainingen mee te doen (andere coureurs deden aan minimaal 4 trainingen mee).

Tijdens de zaterdagtraining wordt de startopstelling bepaald. Bij mijn eerste race had ik op de een of andere manier een behoorlijk trainingsresultaat behaald. Dat wil zeggen, ik was niet laatste. Sterker nog, ik had zeker zo’n acht auto’s achter me. Wow, wat was ik trots.

Ideale lijn

In een racecursus leer je wat de ideale lijn is, met andere woorden, hoe kom je zo snel mogelijk het circuit over. Een ieder die ooit iets met autosport te maken heeft gehad, kent de term: ‘buiten-binnen-buiten’. De beste manier om een bocht door te komen.

Daarnaast moet je natuurlijk zo laat mogelijk remmen en supersnel schakelen en veel gas geven. Ik had dit bij de cursus tot in den treure geoefend. Meestal waren er dan weinig auto’s op de baan, zodat je deze ideale lijn ook goed kon oefenen.

Laatste

Toen was daar de start, ik barstte van de zenuwen, Bij de Ascona Cup waren vaak wel 40 deelnemers, zo ook bij mijn racedebuut. Ik weet nog heel goed dat ik op de 1e bocht afkwam, de zogenaamde Tarzanbocht. Ik wilde de ideale lijn nemen, maar voor, achter, links en rechts van me reden allemaal andere auto’s. Ik kon alleen maar met de stroom meegaan.

Na drie bochten reed ik achteraan, in alle hectiek had iedereen die op de startinggrid achter me stond,
mij ingehaald. Dat gevoel van deceptie, dat gevoel van toen ik door wielrenners werd ingehaald, was helemaal terug. Ik was terug bij af, ik werd die race laatste.

Evenals bij de andere twee races die ik nog gereden heb. Mijn talent lag duidelijk meer bij het organiseren van races dan bij dan uitoefenen van races. Dat organiseren ben ik dan ook maar blijven doen. Wel zo veilig voor mijzelf én de andere deelnemers en beter voor mijn ego.

Foto Pinterest

 

Gerelateerde artikelen

FemNa40