DWDD Pop-up museum

'Dit lijkt me nou zó leuk om te mogen doen',
fluistert de dame naast me tegen haar vriendin.

'Ooh, mij ook', antwoord ik ongevraagd. We zijn in het DWDD pop-upmuseum.

 

Het concept is simpel: Neem tien vaste gasten van het tv-programma en bombardeer die tot conservatoren. Koppel ze aan grote Nederlandse musea, waar ze mogen rondsnuffelen in de depots en laat ze elk met hun keuzes een expositieruimte inrichten. Voilà; een pop-up museum.

Nou ja, voilà voilà?

Volgens DWDD ging hiermee een stille, lang gekoesterde wens in vervulling. Waarom een televisieprogramma een eigen museum wil? Ik denk dan omdat het een ideale manier is om nóg meer te kunnen vertellen en om nóg meer te kunnen laten zien. En omdat het ook wel een beetje bij de Vara past, natuurlijk.

Maar het idee voor het museum ontstond eigenlijk toen Jeroen Krabbé in een uitzending sprak over de door hem samengestelde tentoonstelling Soulmade, waarvoor hij kunst uit de depots van het Tropenmuseum tevoorschijn mocht halen. Ronddwalen in die kelders…

Die mevrouw naast mij heeft gelijk, dat móet ook wel vet leuk zijn om te doen. Op een redactievergadering van DWDD werd vervolgens geopperd om van zoiets een rubriek voor in het programma te maken, maar dat idee was eigenlijk alleen een goed idee als die verborgen kunst ook écht geëxposeerd zou kunnen worden.

Mee eens. Gelukkig werd er een gastheer gevonden: het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Tien zalen voor vier maanden.

Thema? Verborgen kunst

Mijn heimelijke vrees dat deze tentoonstelling een bij elkaar geraapt zooitje zou gaan worden, blijkt onterecht; de gastconservatoren zijn juist heel thematisch te werk gegaan. Zo richt Halina Reijn haar hoekje in met werkelijkheid en fictie.

Hangt er nu een echte Van Gogh? En zo niet, maakt dat uit? Vind ik leuk, dat een actrice kiest voor de grenzen rondom ‘doen alsof’. Op haar muur staat: 'Ik ben de echte meestervervalser. Van liegen heb ik mijn beroep gemaakt. Hoe geloofwaardiger ik nep kan maken, hoe meer ik word beloond'.

Er zijn er wel meer die dicht bij zichzelf blijven: Cécile Narinx heeft een collage op haar muur die me meteen doet denken aan de lay-out van een fashion magazine. Alsof je zo een tijdschrift binnenstapt.

Fidan Ekiz kiest vooral foto’s van krachtige moeders en heftige onvolmaaktheid. Pieter van Vollenhoven en Nico de Haan laten ons de geschiedenis van de schilder- en tekenkunst van - jawel - vogels zien.

Afgebeeld als maaltijd op een bord, maar ook als jachttrofee en als pronkstuk, meegenomen door zeevaarders uit verre oorden. Jasper Krabbé eert de jaren '80: 'Ik wil ermee laten zien waar ik vandaan kom. Dit zijn mijn helden, met deze guys begon het'. vertelt hij in de NRC pop-upkrant.

De ruimtes die de meeste indruk op mij maakten waren die van Nico Dijkshoorn en Marc-Marie Huijbregts.
Die van Marc-Marie straalt vooral verbinding uit. Heel meta; het lijkt hier niet om de kunst te draaien, maar om de relatie tussen de mens en de kunst.

Grappig: er zijn ook opvallend veel mensen in deze ruimte: wij, maar ook al die portretten. Daardoor gebeurt er voor mijn gevoel héél véél op deze vierkante meters. Zelf heeft hij daarover gezegd: 'Kunst gaat om communicatie. Je kijkt en voelt de energie van de kunstenaar. Bij portretten komt daar nog energie bij, die van de geportretteerde. En dan ben je met z’n drieën'. Al die energie en empathie, ik vind het wel bij hem passen.

Ook veel menselijks in de zaal van Nico Dijkshoorn. Zijn ruimte is licht en kleurrijk. En de afgebeelde taferelen zijn eigenlijk heerlijk alledaags. Opeens ben je niet meer in een museum, maar in een keuken of in de stad, gewoon op straat. Like.

Hij heeft tekstjes bij de schilderijen geschreven, het eerste dat in hem opkwam toen hij het zag. Te gek. Ze gaan niet over compositie en kleurgebruik, maar over hoe je worstjes moet snijden, over hoe trots je op je pan kunt zijn, over zielige trams die de hele dag hetzelfde rondje moeten rijden en over wie of wat in dit schilderij nou het meest opvalt.

'Die auto, mag die daar wel staan'? Het is precies wat ik dacht. En met dat bewustzijn, die niet-hoogdravende gedachten bij het kijken naar zoiets moois, daarmee brengt hij de kunst heel dichtbij.

Eigenlijk bezoek je hier elf musea tegelijk. Plus: je ziet werk dat normaal in de kelder ligt. En dan is het óók nog eens níet bij elkaar gebracht door mensen die daarvoor doorgeleerd hebben, maar door mensen die we ‘kennen’ van het programma, waarvan we een boekje hebben gelezen of een voorstelling hebben gezien. Toegegeven: behoorlijk uniek.

De zaaltjes hebben één voor één echt een eigen sfeer gekregen. Veel indrukken, veel prikkels. En wat ik heel bijzonder vind, je ziet er niet alleen die verborgen kunst, het biedt natuurlijk ook een kijkje in de mind van de samensteller.

Van de breekbare verstilling die Joost Zwagerman ons toont, tot de drukke pop-art met juist weer heel veel beweging in de zaal van Jan Mulder. De kunst is hier net zo verschillend als de mensen die het uitkozen. En dat geeft echt een extra dynamiek aan deze tentoonstelling.

Het DWDD pop-upmuseum is leuk. En nog te bezoeken t/m 25 mei. Praktische info hier.

Gerelateerde artikelen

FemNa40